Interview | Tony Neef

Tony Neef zit al ruim een kwart eeuw in het vak. Begonnen bij Jeans, groot geworden bij Miss Saigon en nu te zien als Lumière in Disney’s Beauty and the Beast in het AFAS Circustheater Scheveningen. Ondanks zijn schat aan ervaring, beleefde hij zijn hoogtepunt pas kortgeleden in de rol van Wim Sonneveld in de biografische musical.

“Het is pas sinds een jaar of twee dat ik echt mijn eigen ding durf te doen. Ik ben in dat opzicht een laatbloeier, ook in mijn carrière. Ik heb moeten leren om naast de regisseur, ook volledig mezelf te vertrouwen. De rol van Wim Sonneveld in Sonneveld is daar het resultaat van geweest. Die rol heb ik zelf vormgegeven. Ik durfde keuzes te maken in de manier waarop ik Wim Sonneveld neerzette. Die vrijheid nam ik, maar kreeg ik tegelijkertijd ook van onze regisseur Eddy Habbema. Hij heeft mij toen de vrijheid gegeven die ik tien jaar geleden nooit had durven nemen. Toentertijd had ik nooit gedacht zelf iets toe te kunnen voegen; daar moest ik bij geholpen worden. Daar had ik toch helemaal geen verstand van! Pas de laatste jaren heb ik het gevoel er zelf ook steeds meer verstand van te krijgen.
          Het knapste is als een regisseur eigenlijk alles bepaalt, maar je het gevoel weet te geven dat je het helemaal zelf doet. Bij Miss Saigon in 1996 was dat zo. Regisseur Matthew Ryan liet mij voelen hoe het was om een ‘unieke Chris’ te zijn, ondanks dat er al veel verschillende acteurs die rol hadden gespeeld. Hij gaf me in alles wat ik deed subgedachtes mee, waardoor het van A naar B lopen nooit slechts een handeling was, maar een weloverwogen actie met een idee. Er mocht bijvoorbeeld vertwijfeling in het lopen zitten. Dat maakt het lopen zelf al interessanter om naar te kijken en in de vertwijfeling kun je eigenheid toevoegen. Matthew Ryan gaf me de informatie waarmee ik zelf de rol kon vormgeven. En juist die informatie krijg je bijna nooit. Veel regisseurs zijn toch vaak ‘plaatjesmakers’ en daarin onderscheiden de goede en minder goede regisseurs zich van elkaar.

‘Ik beroof ze van alles wat ze goed doen en probeer dat tot me te nemen.’

          Als de regisseur na de première weg is, begint het eigenlijk pas. Ik zeg ook altijd dat de première een soort van je ‘rijbewijs halen’ is. Daarna leer je pas autorijden. Dat is altijd zo geweest, want een première is nooit de beste voorstelling. De beste voorstellingen speel je vaak pas de laatste week. Het is aan de resident director en de acteurs onderling om elkaar te helpen en zo de rollen te verfijnen. Ik zeg dan ook weleens wat in de groep. Probeer iets eens op een andere manier te spelen. Zeg het eens met een glimlach of laat daar eens een stilte vallen. Dat heeft iedereen nodig om te kunnen groeien. Ik heb zevenhonderd keer Miss Saigon gespeeld, maar ik wilde altijd blijven leren. Dus als iemand iets voor me heeft, zeg het me. Willem Nijholt en Jenny Arean zijn bijvoorbeeld mensen waarvan ik ontzettend veel heb geleerd. Gewoon door met ze te werken. Dan kijk ik naar ze. Dan jat ik. Dan pik ik. Ik beroof ze van alles wat ze goed doen en probeer dat tot me te nemen.”

 

 

Een stapje terug
“Toen ik The Sound of Music ging doen, heb ik bewust gevraagd om een kleinere rol. Ik wilde niet nogmaals een hoofdrol spelen. Ik had net een jaar lang getoerd met Sonneveld en ik was wel even klaar met in de spotlights staan. Liet mij maar gewoon weer even lekker werken in de schaduw. Het gaat mij sowieso niet om de roem en het spelen van de grootste rol. Ik wil werken en iedere rol is daarbij interessant. Dat heb ik van de rol van Oom Max in The Sound of Music geleerd. Van elke rol, hoe groot of hoe klein dan ook, kun je iets interessants maken. Je kunt wel altijd een koning willen spelen, maar niemand gelooft dat je een koning bent als iedereen langs je heen loopt. Het ensemble maakt je koning, niet de rol zelf. Je kunt het nooit alleen doen. En alles wat je doet op het toneel moet ten faveure zijn van het verhaal dat je met z’n allen vertelt. Nooit ten gunste van jezelf. Als je dat probeert, dan werkt het niet. Als jij leuk gaat zitten doen tijdens de voorstelling, kan de zaal misschien wel in een deuk liggen, maar de show kan daardoor soms ook een kwartier langer duren en het verhaal kan ondergeschikt raken. Dat mag niet! Het verhaal moet verteld worden en niets meer dan dat.”

‘Half acht! Dat is toch een veel mooiere tijd?!’

Nederlands theaterbezoek
“Nederlanders gaan vooral naar het theater met een speciale gelegenheid. Verjaardagen, trouwjubilea en andere feestelijke aangelegenheden. Óf het moet iets zijn wat met de kinderen kan. Dan gaan ze de hele dag naar het strand in Scheveningen en daarna met zijn allen naar een musical in het AFAS Circustheater. Het ‘naar het theater gaan’ ontbreekt in het Nederlandse leven an sich. Daarom is het voor al die andere voorstellingen essentieel dat ze naar de mensen toekomen en niet andersom. Sonneveld deed dat.
          Ik weet nog heel goed dat ik een bezoeker tegenkwam op de 50PlusBeurs en die vroeg aan mij: ‘’Waar is eigenlijk het DeLaMar Theater?’’. In Amsterdam, mevrouw. ‘’Oh, en hoe laat begint de voorstelling dan?’’. Kwart over acht. ‘’Ja, maar daar ga ik dan écht niet heen hoor. Dan ben ik pas om drie uur thuis!’’. Als je erover nadenkt heeft ze nog gelijk ook. Toen ben ik ook begonnen met roepen dat we moeten stoppen met voorstellingen pas laten beginnen om kwart over acht. Half acht! Dat is toch een veel mooiere tijd?! Dan hebben de mensen nog de mogelijkheid om op alle mogelijke manieren op tijd thuis te zijn en dus naar een voorstelling toe te komen.
          Daarbij willen Nederlanders van tevoren een idee hebben van wat ze gaan zien. Dat stukje herkenning is nodig om ze naar het theater te trekken. Daarom slagen die oorspronkelijk Nederlandse musicals nu ook. Je kan er nu al donder op zeggen dat er een musical over Antonie Kamerling gaat komen. De zalen zullen vol zitten.”