Frank Sanders: 'Er wordt al jaren gesproken over een Nederlandse musicalcultuur'

Dinsdag 17 mei ontving Frank Sanders uit handen van Albert Verlinde de Gouden Genesius Ere Penning in de Kleine Komedie. De gehele avond stond in het teken van de 70ste verjaardag van de theaterpesoonlijkheid zelf. Voor het boek Musical 2.0 - Een nieuwe generatie sprak auteur Dennis Piek uitgebreid met Frank Sanders en Steven Moonen over hun Frank Sanders Akademie en visie op het musicalvak. Onderstaand interview komt rechtstreeks uit het boek.


Samen met Jos Brink produceerde Frank Sanders vanaf eind jaren zeventig de ene na de andere oorspronkelijk Nederlandse musical. Succesvolle voorbeelden hiervan zijn Maskerade (1979) en Amerika Amerika (1981). Om toekomstig musicaltheater naar een hoger plan te tillen, richtte hij samen met Steven Moonen in 1998 een nieuwe Nederlandse musicalopleiding op. Samen voeren zij sindsdien de leiding over de Frank Sanders Akademie voor Musicaltheater in Amsterdam.

"We hebben de Frank Sanders Akademie in 1998 opgericht om twee redenen. Ten eerste vonden wij het niveau van de Nederlandse musicalacteurs te laag. Ze waren niet multidisciplinair genoeg. Ze zongen en dansten allemaal wel aardig, maar het acteren was minder. Daarin volgen we het Amerikaans-Engelse model, namelijk dat grote acteurs gewoon in een musical gaan staan. Musicaltheater is een synthese van zang, dans en spel met als doel het vertellen van een verhaal. Die drie ingrediënten zijn gelijkwaardig, maar je kunt ze steeds in een andere verhouding gebruiken. Met andere woorden: musical is niet één theatervorm − dat is een veelgemaakte vergissing. Eigenlijk vinden we het woord musical te beperkt voor het publiek. Wij kiezen liever voor musical theatre, wat natuurlijk “muzikaal theater” betekent. Geen muziektheater, maar muzikaal theater. Marketingtechnisch wordt het wel als musical gelabeld, maar het is steeds een andere combinatie van de drie disciplines. Er is daarom ook steeds een ander soort mensen nodig en dat maakt het opleiden heel moeilijk. Als komend seizoen The Lion King geproduceerd wordt, dan zijn daar hele andere mensen voor nodig dan als er een groot aantal dansmusicals wordt geproduceerd. Wij hebben nooit direct een lading goede dansers klaarstaan. Wij leiden daarom ook niet alleen op voor de markt, maar willen met de akademie ook opleiden om nieuwe markt te creëren en zelf nieuw musicaltheater te maken.

‘Er wordt al jaren gesproken over een Nederlandse musicalcultuur, maar het kost tijd om die te ontwikkelen.’

          Dat stimuleren van de ontwikkeling van nieuw Nederlands musicalrepertoire is ook de tweede reden waarom we met de akademie begonnen zijn. Dat was toen in 1998 al hard nodig, want er werd veel geïmporteerd uit het buitenland. De oorspronkelijk Nederlandse producties van Annie M.G. Schmidt, Jos Brink en Frank Sanders hielden op te bestaan, doordat er steeds meer producties uit het buitenland kwamen. Dat maakte dat de populariteit van musicals in Nederland toenam. Musicaltheater is echter een theatervorm die ook heel geschikt is om maatschappelijk relevante onderwerpen aan te pakken uit de eigen omgeving.
          Er wordt al jaren gesproken over een eigen Nederlandse musicalcultuur, maar het kost tijd om die te ontwikkelen. Het is ook bijna niet te doen, daarvoor heb je veel talent nodig: schrijvers, componisten, acteurs en vooral ook mensen die bereid zijn om hun nek uit te steken. Datzelfde geldt voor de acteurs, ook die moeten bereid zijn in iets nieuws te gaan staan wat ze nog niet kennen. Je moet niet vergeten dat musicaltheater ook een heel ondernemende cultuurvorm is. Daarom stimuleren wij op de Frank Sanders Akademie ook dat mensen zelf schrijven, maken en produceren.

‘Wij leiden acteurs op die daarnaast ook kunnen zingen en bewegen.’

          Het lastige is in Nederland dat we daarin niet voldoende traditie hebben. Er bestonden in de jaren ’50 nog geen vrije producenten, musicals werden gespeeld door bestaande gezelschappen zoals het Nieuw Rotterdams Toneel. In tweede instantie werden hoofdrollen in musicals bezet door mensen die uit de kleinkunstsector kwamen. Pas in de jaren zestig kwam met My Fair Lady een van de eerste grote vrije producties met onder anderen Wim Sonneveld, Margriet de Groot en Johan Kaart als de drie grote namen in die productie. Het was een buitenlandse productie. De eerste grote klapper van Nederlandse makelij was Annie M.G. Schmidt met Heerlijk duurt het langst. Wij liepen toen nog ver achter op Engeland en Amerika. Daar had je al mensen die echt opgeleid waren voor musicaltheater. Wij haalden in die tijd dansers van dansscholen voor het ensemble en acteurs of cabaretmensen deden de hoofdrollen. Nu, de laatste twintig jaar, worden mensen pas goed opgeleid voor musicaltheater. Je hebt bijvoorbeeld hogescholen die dansers opleiden die ook kunnen zingen. Wij leiden acteurs op die daarnaast ook goed kunnen zingen en bewegen. Daar was ook behoefte aan, je moet een verhaal kunnen vertellen. Dus acteren in zingen en acteren in dansen. Dat is ons uitgangspunt en daarnaast willen we dat onze acteurs kunnen bijdragen aan nieuwe oorspronkelijke producties. We hebben daarvoor bijvoorbeeld de les musicaltheaterstudie ontwikkeld om al vanaf het eerste jaar studenten te leren hoe je een musical maakt en produceert. Dat doen we ook om het potentiële talent van toekomstig regisseurs, choreografen, schrijvers, vertalers, producenten en decor- of kostuumontwerpers te ontwikkelen en stimuleren. Uiteindelijk leveren we daardoor nu ook veel makers af. Je ziet dat veel mensen die op onze school dat traject hebben doorlopen, daarna zelf aan de slag gaan met het creëren van theater. En als je theater maakt, dan is het belangrijk dat je het in de luwte kunt ontwikkelen voordat je het meteen commercieel maakt. Een musical heeft een lange ontwikkelingstijd nodig en daar gaan vaak jaren overheen. Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling van schrijvers en componisten. Die maken vaak eerst jaren flops. Wanneer er dan eindelijk een succes is, schrijven ze daarna weer jaren flops. Het gebeurt maar zelden dat een musicalschrijver succes op succes stapelt.
          Auditie doen duurt bij ons een jaar. Eerst moet je door een zang- en spelauditie heenkomen en daarna nog door een dansauditie. Vervolgens krijg je nog verschillende cursussen en trainingen. Daar zien we of de kandidaten leerbaar zijn en of ze theatrale persoonlijkheid hebben. Zijn ze bereid om samen te werken en daarin voldoende van zichzelf overeind te houden? Je staat met een groot ego op het toneel, maar dat stelt niets voor als je niet kunt samenwerken. De ambitie moet zijn om het maximale uit jezelf te halen en een uitvergroting van jezelf te worden. Je wordt aangenomen op je persoonlijkheid en dat moet je leren versterken. Daarvoor is het belangrijk dat je in staat bent tot enige zelfreflectie. Ons eerste jaar is gericht op groot ensemble, het tweede jaar op klein ensemble en het derde jaar is meer solistisch. In de eindexamenvoorstelling moet dat uiteindelijk allemaal bij elkaar komen, waarbij elk individu in dienst staat van de voorstelling.

‘Talent is een combinatie van aanleg, ambitie en liefde voor het vak. ’

          Toen Joop van den Ende op een gegeven moment niet alleen buitenlandse producties naar Nederland haalde, maar ook het buitenlandse creatieve team, werd de gevraagde standaard hoger. De buitenlandse creatives wilden dat de acteurs beter waren dan wat er werd aangeboden. Het niveau van de spelers, zangers en dansers moest omhoog om dat soort voorstellingen te kunnen maken. Wij zijn van mening dat je dat niveau alleen kan bereiken vanuit de synthese van spel, zang en dans. Verder zijn we altijd op zoek naar de innerlijke drijfveer en motivatie van spelers. Een persoonlijke verbinding met hetgeen je doet. Talent is een combinatie van aanleg, ambitie en liefde voor het vak. Ook je achtergrond en de drive om tegen de stroom in iets écht te willen zijn van belang. Met andere woorden; je moet kunnen laten zien dat er een noodzaak is dat je op het toneel staat. En al dat talent, die inzet en je vaardigheden moet je ten dienste stellen van de productie."

Bovenstaand interview komt uit het boek Musical 2.0 - Een nieuwe generatie. Hierin staan onder meer uitgebreide interviews met Simone Kleinsma, Anouk Maas, Vajèn van den Bosch, Stanley Burleson, Matteo van der Grijn, William Spaaij en vele anderen. Meer lezen? Bestel het boek direct via deze link op Bol.com.